Oefening 1
Deze twee planten verschillen slechts in één kenmerk: de kleur van de bloemen. Het ouderpaar (voorgesteld door P) is homozygoot voor het kenmerk bloemkleur. De ene plant geeft roze bloemen, de andere witte.
Als je je baseert op de eerste generatie, wat is dan het allelenpaar van de ouderbloemen.
Als je je baseert op de eerste generatie, wat is dan het allelenpaar van de ouderbloemen.
Oefening 2
Wanneer we de F1 generatie van hierboven onderling kruisen, ontstaat een nieuwe generatie. Deze generatie stellen we voor als F2.
De nieuwe generatie planten hebben nu niet meer allen dezelfde bloemkleur; 3/4 ervan heeft roze bloemen, 1/4 heeft witte bloemen.
Maak het kruisschema van de F2 generatie.
De nieuwe generatie planten hebben nu niet meer allen dezelfde bloemkleur; 3/4 ervan heeft roze bloemen, 1/4 heeft witte bloemen.
Maak het kruisschema van de F2 generatie.